Over de doorvertelwaarde van een sliert snot

Fans van storytelling zitten de komende tijd op het puntje van hun stoel, klamme handjes knijpend in de stoffering. De Tour de France is loos en dan weet je het wel: daar komen de verhalen weer. Mart Smeets over Jean Nelissen en die avond in Narbonne toen ene Gerome Balisour met z’n zatte donder van een dak viel, bijna Brigitte Bardot raakte die op het terras beneden zat, zo z’n kleine teen brak maar de volgende dag toch startte en zelfs de etappe won.

Of over ene Odiel Vankerckhove die na meer dan 300 kilometer met een fles wijn verstopt onder z’n trui als laatste finishte. Verhalen over plaatsen als Kluisbergen en Ronse, en kasseistroken als Carrefour de L’Arbe en Mons-en-Pévèle. Bedevaartsoorten voor wielerfans. Het gewicht van een kassei. Wat er in de bidon zat die Tom Steels in ’97 in de sprint naar Frédéric Moncassin gooide.

Zo gaat dat in de beleving van het wielrennen. De doorvertelwaarde is enorm. Zeker als schrijvers en bloggers er een poëtische schop onder geven. Samen met de persoonlijke herinneringen van miljoenen fans zou dat een verhalenbundel opleveren die zelfs de Bijbel overschaduwt.

En dan hebben we nog niet eens over ‘le dopage’ gehad. Maar dat doen wielrenners ook niet.

Blijven de verhalen van – ik noem maar wat – het Nederlands elftal meestal hangen bij de zwembadaffaire van het WK ’74 en het vingertje van Hans van Breukelen naar de Rus Belanov toen die een penalty wilde nemen, een gemiddeld wielerseizoen spuugt er gewoon honderd van dergelijke verhalen uit.

Daarin lees je dat menselijk drama en sportieve glorie nergens anders dichter bij elkaar liggen. Men sterft er tijdens afdalingen of aan hartstilstanden bergop. Of men pleegt zelfmoord in een gesticht. Of men sterft berooid aan een overdosis. Men verdwaalde in stormen en raakte slaags met demonstranten. Men werd met binnenbanden uit kliffen getakeld. Men ledigde een zakje andermans urine bij de plascontrole. Het verhaal van de verliezers is in de wielrennerij niet minder indrukwekkend als het verhaal van de winnaar. Het is een avonturenroman, die Tour de France.

Wielerfans zijn hartstochtelijke ambassadeurs.

Waarom sta je anders uren langs een veldweg ergens in Frankrijk om in minder dan een minuut een peloton rijders langs te zien razen? Heb je Froome gezien? vraagt een vader. Zijn zoontje knikt nee. Maar ik heb wel Cancellara gezien, zegt het jongetje. En Mollema! geloof ik.

Want zo werkt het. Wie als kind een keer een etappe aan den lijve heeft mogen meemaken is voor altijd verslingerd. De geur van met massageolie ingesmeerde benen en benzinedampen van volgwagens is onvergetelijk. Het geclaxoneer van de volgwagens, de rondvliegende drinkbussen. Wellicht is die vroege blootstelling ook de reden waarom de verleden tijd in geen enkele sport zo bepalend is.

De wielrennerij is hopeloos ouderwets op het gebied van communicatie, openheid en taboes. Wielrenners weten alles van elkaar maar houden de lippen stijf op elkaar. Er is altijd die mystiek. Bij voetballers bijvoorbeeld is er altijd wel eentje die lekt naar de pers. Die hebben geen Omertà. En dan weet je, een cultuur die zo gesloten is als het peloton: daarin worden de mooiste verhalen geboren. Verhalen die van generatie op generatie alleen maar mooier en kleurrijker worden. Emotioneel tot in de vezels, onuitputtelijk en echt.

Logisch dat merken zich aangetrokken voelen tot het wielrennen. Merknamen als Raleigh, Molteni, Faema, KAS, PDM, TVM, Brooklyn, Flandria, Splendor zorgen bij wielerfans nog steeds voor kippenvel. En dat terwijl de meesten niet eens meer bestaan. Behalve dan in de herinnering van de wielerliefhebber.

Deze sport schrijft zijn eigen verhalen. Thomas Voeckler gaat tussen Abbeville en Rouen een uurtje of 5 in de aanval. Zijn sponsor Europcar is daarvan 4 uur wereldwijd prominent in beeld. De ploeg heeft bovendien de naam van het merk. Een sliert snot glibbert uit zijn neus, hij kijkt alsof hij gaat sterven. De toejuichingen van zijn ploegleider, klappende hand op het portier van de volgwagen. Gesneden worden door een motard. Bijna valt hij. Zijn hand gaat woest omhoog. Een minuut voorsprong nog, 35 seconden. De klok tikt. Nog 20 seconden. Daar is de meet. Ze gaan hem niet meer pakken. Hij weet het. Zijn gezicht beslagen met vuil en zweet. Hij gaat rechtop zitten en trekt z’n truitje recht. Miljoenen lezen de sponsornaam. Bam.

Heldendom: mede mogelijk gemaakt door Europcar.

Een gedachte over “Over de doorvertelwaarde van een sliert snot

Plaats een reactie